De Sleutelfactor Toxiciteit geeft een verklarend inzicht in de chemische waterkwaliteit, zonder dat het meten en interpreteren van alle afzonderlijke stoffen centraal staat. Maar hoe kom je, dan toch tot een goed beeld van de toxische druk op het waterleven? Daarvoor volgt de SFTox een aanpak volgens het zogenoemde DPSIR-model. Dit model helpt om een vraag of probleem rond waterkwaliteitsbeheer op een integrale manier te benaderen.
Het model bestaat uit de vijf onderdelen: Drivers, Pressures, Status, Impact en Response.
- Drivers: wat zijn de economische activiteiten in een gebied, zoals landgebruik?
- Pressures: welke stoffen komen via deze Drivers in het watersysteem terecht?
- Status: in welke mate is het water vervuild door deze (mengsels van) stoffen?
- Impact: wat is het effect van deze stoffen en stofmengsels op de ecologische waterkwaliteit?
- Response: welke maatregelen nemen we?
Het DPSIR-model is zo opgezet dat je alle onderdelen (D, P, S en I) kunt betrekken bij de afweging welke herstelmaatregelen (R) je kiest.
De kern van SFTox
De kern van de sleutelfactor bestaat uit twee sporen, met hulpmiddelen en instrumenten voor het verkrijgen van informatie over de Status en de Impact. Dit zijn het Chemiespoor en het Bioassayspoor. Daarnaast zijn er hulpmiddelen en instrumenten voor de andere letters van het DPSIR-model.
Van grof naar fijn
De SFTox werkt van grof naar fijn. Soms heeft een gebruiker genoeg aan de kaart van de Status van 2013-2018 (zie hierboven) om maatregelen te nemen. Om de kaarten van de toxiciteit te zien moet "tox" ingevoerd worden in het zoekveld voor de keuze van kaarten. Hij kan dat beeld aanvullen met extra informatie. Maar niet alles hoeft, en niet alles op de volgorde D>P>S>I en dan pas R. Alles is erop gericht op een zo doelmatig mogelijke manier informatie te krijgen over de benodigde Response op de actuele toestand, de Status.
Status: het Chemiespoor
Het Chemiespoor van de Sleutelfactor Toxiciteit levert inzicht in de mate waarin de ecologische toestand in oppervlaktewateren belemmerd kan worden door (mengsels van) chemische stoffen. Met de resultaten van het Chemiespoor kunnen rangordeningen van locaties, en daarbinnen van stofgroepen en stoffen afgeleid worden met de sterkste belemmerende invloeden. Dit helpt bij het afleiden van maatregelen: waar, wat en hoe?
Bij de beoordeling volgens het Chemiespoor wordt gebruik gemaakt van de Chemie-rekentool. Die gebruikt als invoergegevens de concentraties van stoffen in water, en levert als uitvoer een waarde van de toxische druk van stoffen, stofgroepen en mengsels. De resultaten worden, zoals reeds aangegeven, samengevat in vijf gradaties van chemische verontreiniging.
Status: het Bioassayspoor
De toxische druk kan ook bepaald worden via het Bioassayspoor. Bioassays zijn gevoelige screeninginstrumenten waarmee complexe mengsels van stoffen in watermonsters via hun effecten opgespoord kunnen worden. Hiermee wordt een grote stap gezet ten opzichte van de ca. 150 stoffen die momenteel individueel beoordeeld worden.
Voor het uitvoeren van bioassays zijn meer dan honderd (commercieel verkrijgbare) testkits verkrijgbaar. Elke kit richt zich op een specifiek biologisch mechanisme. Dat kan zijn het overlevingspercentage van een toetsorganisme zijn, maar ook de mate van afbraak van organische stof, kankerverwekkendheid, of de mate van hormoonverstoring. Bij toepassing van de Sleutelfactor Toxiciteit wordt aanbevolen welke set het meest geschikt is voor de te beantwoorden vraag.
Het combineren van de twee sporen
Het Bioassayspoor kan naast het Chemiespoor worden ingezet. De twee methoden vullen elkaar aan. Gemeten effecten in het Bioassayspoor kunnen erop wijzen dat belangrijke stoffen die de waterkwaliteit beïnvloeden, niet zijn gemeten in het Chemiespoor, of dat er stoffen zijn met elk individueel een lage concentratie die samen desalniettemin een hoog effect geven. Andersom kan een hoge berekende toxische druk volgens het Chemiespoor de aanleiding zijn om aanvullend een bepaald toxisch mechanisme in het Bioassayspoor te onderzoeken.
Als de uitkomsten van het Chemiespoor en het Bioassayspoor overeenstemmen, geeft dat een goede basis om maatregelen gaan selecteren. Zo niet, dan kan de uitslag afdoende zijn voor het afleiden van een deel van de maatregelen. Zo nodig zal nader onderzoek moeten worden gedaan om de verschillen te verklaren.